Mijn artikel over mijn leven op het kantoor kun je vinden op 1000things.org
Klik hier om direct naar het artikel te gaan. IJverig tuur ik in het zwarte gat dat anderhalve meter voor mij in de grond zit. Ik wou dat ik over de afrastering heen kon stappen en er in mocht kruipen om te zien hoe diep het gaat, maar dat is helaas niet toegestaan. Terwijl ik nog iets verder naar voren ga hangen hoor ik de mensen in de ruimte achter mij ineens onrustig worden. Ze kijken op hun horloges en zeggen dingen als 'geen tijd' en 'te laat' waarna ze het op een lopen zetten. Opeens raak ik uit evenwicht en val voorover. Even denk ik dat ik in het gat zal verdwijnen maar ik kan me op het laatste moment nog vast grijpen aan de witte muren naast me. Gelukkig, denk ik. Dit is wel de laatste plek waar ze me zouden zoeken. Ik klop mijn jurk af en volg de man met de witte haren en de rode jas die net om de hoek verdwenen is. Eenmaal om de hoek betreed ik een witte ruimte, en zie de man nog net in de menigte verdwijnen. Ik kijk om me heen en zie mensen die naar voren proberen te komen. Sommigen van hen staan op hun tenen en houden hun oren dicht terwijl ze gespannen om zich heen kijken. Merk- waardig, denk ik. Als ik niet beter zou weten zou ik zeggen dat er zo een band op kwam treden. Opeens komt er een jongeman uit een kleine deur naast me. Hij draagt een overal en baant zich een weg door de menigte. Ook ik ga nu op mijn tenen staan om te zien wat er gaat gebeuren. Hij pakt een emmer met een donkerrode inhoud en loopt richting een kanon. Nu pas zie ik dat er in de hoek van de ruimte allemaal grote rode klonten verf zit. Mijn hemel, ze verven de muren rood. De jongeman begint nu aan verschillende wieltjes van het kanon te draaien, en om mij heen hoor ik alle mannen aan hun vrouw dingen uitleggen over luchtdruk en andere technische zaken. Dan haalt de jongeman een hendel over en klinkt er een harde knal. In een flits zie ik een soort rode kogel vliegen. Schouders schokken en een moment later zit het rood op de muur,precies in de hoek. Mensen applaudisseren en lachen, wijzen opgewonden naar de klomp en lopen al pratend weg. Binnen een minuut is 90% van de menigte opeens weer in de rest van het museum verdwenen. Tussen de overgebleven bezoekers vang ik nog net het volgende enthousiaste gesprek tussen twee mannen op: Man 1: 'Wat een knal!' Man 2: 'Nou en of!' Man 1: 'Het leek wel een aanslag!' Man 2: 'Ja, mooi!' In de volgende ruimte loop ik langs een soort spiegels, en groei ik zo groot als een huis en zo klein als een sleutel. Als ik voor het werk Vertigo sta moet ik onwillekeurig denken aan de eerste videoclip die ik ooit zag. Het is de clip van U2, niet die met dezelfde naam als het werk waar ik voor stond, maar die van Mysterious Ways uit 1991. In deze video zag je de band in een stad, en beide waren totaal vervormd en constant in beweging. Ik kon er nooit de vinger op leggen of ik het nou prettig of onprettig vond om naar de kijken. Dit zelfde gevoel heb ik ook bij deze spiegels van Kapoor. Misschien is het naast het ondefinieerbare gevoel de meervoud die me dwars zit. Alsof één werk op zich meer dan genoeg was geweest. Ik weet dat ik Kapoor hier geen recht mee doe, maar ik kan het niet helpen om het te vergelijken met een spiegelpaleis voor kunstliefhebbers die niet in de buurt van kermissen komen. Omgekeerd zijn er andere werken in meervoud te bewonderen waarvan ik wou dat er nog meer waren. Het zijn de gekleurde holle vormen die verspreid door het museum hangen. Ze doen me denken aan het Wolfsburg Project van James Turrel. Maar waar je je bij Turrel in een immens grote ruimte begeeft, hoef je bij Kapoor enkel en alleen je hoofd in dit werk te steken om te denken dat je in een prachtige mist staat. Voor ik naar huis ga loop ik nog één maal terug naar het zwarte gat aan het begin. Op de achtergrond hoor ik wederom mensen haastig weg lopen. Het wordt stil en ik kijk rustig naar beneden. Minuten gaan voorbij en de diepte ontvouwd zich voor me. Ik kan bijna zien hoe diep het is, en dan is er opeens een harde knal. Terwijl het geapplaudisseer langzaam weg sterft komen de mensen terug, en ben ik weg. [Alle foto's zijn van werken van Anish Kapoor, die nog te zien zijn in De Pont
tot 27 Januari 2013] Ik zit in een kano op een rivier als er compleet uit het niets een monsterlijke waterval aan de horizon op doemt die met belachelijk veel geweld en lawaai naar beneden klettert. 'Tering', denk ik. 'Als je het over clichés hebt'. Uiteraard bedenk ik me geen moment, en peddel ik als een gek tegen de stroming in. Het tempo in de muziek verhoogt, en beelden van de waterval en mijn vastberaden gezichtsuitdrukking wisselen elkaar nu snel af. Dit alles duurt gelukkig niet te lang, waardoor het leuk blijft en ik uiteindelijk op het nippertje aan een dramatische dood ontsnap. Eenmaal aan de kant sleep ik mijn kano het woud in en besluit ik wat hout te hakken met mijn boterham-mes voordat de avond valt. Het is natuurlijk van groot belang dat ik een vuur heb waar ik mysterieus in kan turen terwijl ik een plannetje smeed om het wezen dat zich in deze wouden schuil houdt voor eens en altijd te vangen. Ze noemen dit wezen de AKI, al schijnt het dat het al jaren niet meer zo heet. Het is een gigantisch wezen waar iedereen die het gezien heeft vrijwel meteen gek op is. Het is volkomen onvoorspelbaar, omdat het constant van vorm verandert, maar toch zou je het gelijk herkennen als je er oog in oog mee kwam te staan. De reden dat ik de essentie van dit wezen probeer te vangen, is omdat dit geweldige creatuur spoedig gaat migreren, en ik een boek wil maken over hoe het nu op dit moment is, in zijn natuurlijke habitat, met alle dingen die daar bij horen. Omdat we allemaal wel weten dat ik het eigenlijk over de academie heb en niet over een wezen [sorry mam] schakel ik nu even om voor ik mij compleet in deze rimboe-praat verlies. De focus in het boek over de AKI zal liggen op de werkplekken van studenten. Hun persoonlijke omgeving waarin zij zich dagelijks schuil houden. De muren met hun opschriften, de verf op de tafels en vloeren, lege koffie mokken en kleine snuisterijen, gebruikte materialen, tosti-apparaten, post-its, briefjes enzovoorts. Mijn doel is om een kleurrijk boek te maken dat op elke pagina luid en duidelijk de AKI uitademt. Voor elke kopie die ik zal maken, wil ik graag één uniek item uit de ateliers toe voegen. Hiervoor heb ik de hulp van mijn mede studenten gevraagd. Mocht je willen weten hoe of wat, lees dan vooral even verder. Zo niet: Ik verwacht het boek in juni af te hebben. Ik hou je op de hoogte. [Omdat de ateliers deze week ontruimd moeten worden en ik vermoed dat
er in alle haast veel de containers in zal gaan, heb ik in alle ateliers een brief neer gelegd met de vraag iets kleins en plats dat in een boek past te doneren voor dit project. Het kan een briefje van de muur zijn, een foto, een schets of tekening. Eigenlijk alles waarvan gedacht wordt dat het tof zou zijn om bij een boek te geven of krijgen. Als er tijd is zou er ook een klein briefje geschreven kunnen worden dat iets zegt over dat specifieke item, over de AKI, of over je tijd die je hier hebt doorgebracht. In ruil daarvoor zal ik een foto printen van de werkplaats van de gever, of een andere memorabele AKI-plek] [Mocht je op de AKI zitten en dit alles lezen, en denken: tof, ik doe mee: lees de brief op je bureau even goed door! Mocht je geen werkplek hebben maar toch iets willen doneren. Dat mag natuurlijk ook, graag zelfs.] Terwijl er een gigantische pandabeer met een ninja-stok op een salontafel
slaat, zie ik een schaap wat punch uit een bruine emmer scheppen. Ik kijk om me heen en zie een tijger dansen op een foute tune, een kat haar haren goed doen en een circusdirecteur die druk in gesprek is met zijn circusleeuw. Verderop roken een olifant en een konijn samen sigaretjes en kijken een paar schildpadden in de koelkast of er nog bier of pizza is. Ik wrijf in mijn ogen en zie dat de gigantische pandabeer eigenlijk een pinguïn is, en net als ik hem wil vragen op te houden de salontafel te slopen komt er een eend langs die me brownies aanbiedt, en ik vraag me af hoe verstandig dit is, tot hij me verzekerd dat er niets geks in zit. Dit feest is immers al gek genoeg. Opeens gaat de bel en er komt een paard voorbij galopperen om de deur te openen. Achter de deur staan twee jagers met snorren die ijverig beginnen alle dieren neer te schieten. Er ontstaat lichtelijke paniek en het paard begint te steigeren. Ik probeer in mijn schild te kruipen maar deze is veel te klein. Als blijkt dat ze geen eens munitie hebben keren alle dieren opgelucht terug naar de dansvloer, waar ondertussen ook de beer is aangeschoven. Alle dieren dansen en de fles champagne die op de vloer valt wordt vertrapt onder hun hoeven. Het paard neemt de tijger op zijn rug en samen draaien ze rondjes. De voeten van de tijger scheren net langs het hoofd van de beer en ik roep naar de beer dat zij op moet passen. Het konijn komt voorbij met een bord waarop drie geplette bitterballen in een veel te grote hoeveelheid saus liggen, en vertelt dat het te laat is, hoe zeer het hem ook spijt. Zijn vriend de olifant heeft de volgende ochtend een presentatie en moet nodig gaan slapen. Terwijl het konijn en ik in bed kruipen, doet de olifant zijn best om lekker te liggen op de tweepersoonsbank, en probeert daarna de grote leunstoel, maar het mocht niet baten. Een tweepersoonsbank is geen plek voor een olifant, evenmin als een grote leunstoel. Terwijl de dieren een paar straten verderop verder dansen, vallen de olifant, het konijn en ik in slaap. De volgende dag belt het paard mij op om te vertellen dat de puingin zijn kamer heeft ondergekotst, een van de andere dieren de tandpasta mee genomen heeft, en het huis één grote paardenstal is. We besluiten dat we eerst 24 uur nodig hebben om te revalideren en we daarna samen met de puingin dit akelige klusje gaan klaren. En zo gezegd, zo gedaan: na vele emmers sop, gele doekjes en gekleurde schuursponsjes fonkelt het huis weer en is het net alsof er nooit een dier binnen is geweest. En terwijl ik om me heen kijk besef ik me ondanks de eerder aangerichte ravage dat ik ze nu al mis. [Foto boven: Steven Beckley] Samen met een vriendin zit ik in de Intercity vanuit Amersfoort. Er komt een man langs die vraagt of mijn steen [lees: samsung E1190] nog genoeg batterij heeft om mee te bellen voor we in Apeldoorn aankomen. Trots op mijn telefoon waarvan de batterij wel een week mee gaat geef ik hem aan de man en zeg dat dat natuurlijk mag. Hij zegt dat hij even achter de deur gaat bellen. Vreemd, hoor ik mezelf nog denken, maar het zal wel snor zitten. Want wie wil mijn telefoon nou hebben? Hij mag dan wel lang mee gaan maar een schoonheid is het niet. Je kunt er nog geen foto mee maken. Vandaar dat ik aangenaam verrast was toen ik er eens een foto van een tropisch eiland op vond. Ondanks dit pareltje ben ik er van overtuigd dat hij hem niet van me gaat stelen. Het is vast een privé kwestie. Dus we wachten, en wachten, en wachten 8 minuten lang terwijl de meneer de tijd neemt om snoeihard te bellen in de stiltecoupé. Wat voor een uber-aso is dit? Ik probeer het goed te praten, excuses te verzinnen om dit bizarre gedrag te verklaren. Maar zowel de overgebleven mensen in de coupé als mijn vriendin zeggen dat het zo genoeg is. Ze stapt dan ook dapper de stilte coupe in en vraagt of hij klaar is. De man is ondertussen overgegaan van snoeihard praten naar schreeuwen in mijn telefoon, maar besluit na wat aandringen toch maar op te hangen, hem terug te geven en weg te lopen. Geen excuses, geen superbedankjes, niks. Perplex is het woord waarmee we achter blijven. Mijn telefoon riekt naar deze vreemde man en we besluiten te kijken naar welk nummer hij zo nodig moest bellen en het blijkt ook nog eens om een 0900 nummer te gaan. Gebeuren deze dingen echt? Als we het nummer op internet opzoeken blijkt het niet om een sekslijn maar om de Astrolijn te gaan. Bij de Astrolijn kun je onder andere Betty, Jack, Fatima of Jopie om advies vragen. Het zijn een soort goeroes die kaarten en koffieprut lezen en je voor 80 cent per minuut vertellen wat je volgens het universum moet doen met je leven. Onze hoofden knapten bijna van onbegrip toen we uitrekenden dat dit gesprek mij 6,40 ging kosten. Hoe asociaal kan een mens zijn? Is hij soms de koning der aso's? Een nieuw soort ras dat alleen maar groter lijkt te groeien. Aso's die denken dat de wereld van hun is. Goden zij dank is er ook nog een andere categorie 'aso's die denken dat de wereld van hun is. Hem zien als een soort canvas wat door iedereen gebruikt mag worden. Die gewapend met verf, kwasten, spuitbussen en andere ongein de wereld kleuren, dingen bekladden en omtoveren tot feestjes voor het oog. Mijn zegen hebben ze. Maar mijn steen zal ik niet meer uitlenen. Voor 80 cent per minuut ben ik trouwens ook de beroerdste niet. Dan wil ik je best vertellen dat er zoiets als karma bestaat. En dat als jij je een beetje gedraagt, de wereld daar wat toffer van wordt. Foto's: Slinkachu, Berlin street art paint war, Pavel Puhov en Blu.
Ze zeggen dat als het om orde gaat ieder mens een systeem heeft, maar ik vind dit als neuroot vrij moeilijk te geloven. Al van kleins af aan kijk ik naar mijn vader zijn ontbijt-ritueel, en hoe nauwlettend ik dit ook gedaan heb lijkt er twintig jaar later niets veranderd. Terwijl hij nipt aan zijn stenen mok met koevlekken [waarin uiteraard melk zit], en hapjes neemt van zijn boterham met jam, smeert hij zijn vier boterhammen voor in zijn lunchpauze. Met militaire precisie smeert hij er twee met oude kaas, en twee met chocopasta ['dat wordt niet zo'n troep, zoals bijvoorbeeld met hagelslag'] Deze worden zorgvuldig in zijn broodbak gelegd, waarna er een tupperware schotje wordt geplaatst alvorens zijn appel er ook bij mag. ['anders zouden de boterhammen geplet kunnen worden door de rollende appel'] Jazeker, deze broodbak had het allemaal. Het was dan ook een dieptepunt in de geschiedenis van dit patroon toen mijn broer deze wonderbak per ongeluk aan het tosti-ijzer vast smolt, omdat deze er wel erg dicht tegenaan stond op het aanrecht. Lang duurde deze crisis echter niet, want deze broodbak werd gelukkig nog steeds verkocht. In een andere kleur dat wel, maar het ritueel is behouden. Op doordeweekse dagen is het nog steeds te zien. [ma t/m vr van 7.10 -7.25] Zoals je wel kunt raden heeft mijn vader niet alleen een systeem als het om ontbijten gaat, maar gebruikt hij vrijwel zijn hele dag handige systemen die de orde bewaren en zijn leven overzichtelijk houden. Om terug te komen op de appel, blijkt dat deze inderdaad niet ver van de spreekwoordelijke boom valt. Uiteraard heb ik ondertussen mijn eigen plek en probeer ik ijverig mijn lunch pakket af te wisselen, maar als puntje bij paaltje komt ontbijt ik toch het liefst iedere dag hetzelfde, en vind ik het net als mijn vader prettig als dingen op een vaste plek staan. Het staat wel vast dat wij in de categorie neuroot vallen. Maar naast de neuroot zijn er nog twee soorten mensen als het om orde gaat: de chaoot en de gezegende. Aan die laatste hoef ik geen woorden vuil te maken: hij is immers gezegend. Maar de chaoot is en blijft een raadsel voor mij. Hoe aardig hij ook moge zijn. Nooit zullen wij elkaar begrijpen, en nooit zullen wij elkaars paniek kennen wanneer de harmonie van ons kwetsbare systeem verstoord wordt. Hetzij door rotzooi, het zij door orde. Als je de chaoot in zijn natuurlijke habitat observeert kom je al snel tot de conclusie dat het te hopen is dat hij nooit een misdaad zal begaan. Er zou geen detective aan te pas hoeven te komen: zelfs een idioot kan de sporen van dit wonderlijke wezen nog lezen. Bij het krieken van de dag snoozed hij dertig keer voordat hij eindelijk zijn bed uit komt. Zijn dekbed laat hij als een gigantische warboel achter, waarin het hol waar hij uit gekropen is nog duidelijk zichtbaar is. Eenmaal in de douche laat hij zijn handdoek bij voorkeur op een klamme plek slingeren. Zijn ontbijtbordje blijft staan op de plek waar het ontbijt genuttigd is, het liefst met zijn half aangevreten boterham of pizza er op.[het is me namelijk opgevallen dat de chaoot eet wat voor handen is, ongeacht het tijdstip] Vlak voordat hij de deur uit gaat is hij steevast iets kwijt waardoor zijn huis nog even lekker extra overhoop kan halen. De neuroot daarentegen durft niet zo goed te leven in zijn huis. Dit creatuur is uitermate vernuftig in het uitwissen van zijn sporen. Als hij zijn bed uit komt strijkt hij deze gelijk recht, en ordent het zo dat het er onbeslapen uit ziet. In de badkamer hangt hij de handdoek altijd op dezelfde plek aan de lijn, en ook het ontbijtbordje vindt elke dag weer zijn weg naar het aanrecht. Spullen hoeft hij niet te zoeken, die liggen immers op hun vaste plek. Het zijn de wezens van het systeem. Gelukkig staan mijn vader en ik hierin niet alleen. Ik durf te wedden dat alle drie mijn broers zich hier in herkennen, en ook mijn vrienden blijken eigen- aardige systemen te hebben. Zo heb ik een vriendin die steevast haar pakje sigaretten, haar aansteker en telefoon in een ordelijk rijtje naast haar glas neerlegt als we wat drinken, en tevens ook papieren afval ijverig opvouwt tot een overzichtelijk vierkant pakketje voor ze het weg gooit. Dan is er die andere vriendin die al haar tassen en sjaals aan haar muur heeft gehangen zoals in een winkel, zodat ze beter kan kiezen wat ze vandaag draagt. En ken ik als klap op de vuurpijl zelfs iemand die haar boeken en dvd's op kleur gesorteerd heeft. Het zal dan ook geen verassing zijn dat deze laatst genoemde persoon familie is van de kant van mijn vader. En dan heb je nog Ursus Wehrli, die zich bezig houdt met het opruimen en ordenen van ongeveer alles wat los en vast zit. Hoewel dit overduidelijk een neuroot van de bovenste plank is, vermoed ik dat zowel de chaoot, de neuroot als de gezegende zijn werk zal waarderen. De chaoot zal zeggen dat Wehrli gestoord is, de neuroot zal opmerken dat het met hem zelf nog wel mee valt, en de gezegende zal inzien dat hij inderdaad gezegend is. Voor meer werk kun je gaan naar: http://www.kunstaufraeumen.ch/de
|
Klik hier om terug te gaanEen soort van blogOmdat ik denk dat het goed is om zo nu en dan iets de wereld in te slingeren. Archives
June 2017
Categories |